Het opruimen van een kast bracht het van mijn vader geërfde pareltje weer onder mijn aandacht: een boek met de bovenstaande prachttitel geschreven in 1960 door J.J. Vriend ter gelegenheid van 50 jaar woningbouw door en voor Philips. In zijn voorwoord eindigt Frits Philips: “En is bouwen een sociale daad, méér bouwen is stellig een sociale noodzaak!” Nu, 60 jaar na de verschijningsdatum, is het boek nog steeds verrassend actueel.
Behalve meer bouwen, is er, gezien de inmiddels respectabele leeftijd van vele woningen in combinatie met de overheidssturing op verduurzaming, ook behoefte aan renoveren. In dat kader ging het er iets minder sociaal aan toe bij partijen toen zij, na een vlot verlopen aanbesteding van de Renovatie inrichting en verbeteren van buitenschil 96 portieketage appartementen met bergingen, in de laatste projectfase waren gekomen.
Wat was er aan de hand? De opdrachtgever en de opdrachtnemer (aannemer) hebben een Basisovereenkomst Design & Build (de basisovereenkomst) gesloten met elkaar waarop de UAV GC (2005) van toepassing zijn. De ontwerp-, voorbereidings- en uitvoeringswerkzaamheden zijn respectievelijk in drie fasen vastgelegd. Ook is contractueel vastgelegd dat de aannemer pas met de vervolgfasen 2 en 3 mag starten na een schriftelijke opdracht van de opdrachtgever. De opdrachtgever heeft weliswaar de intentie om de aannemer alle fasen te laten uitvoeren, maar als de opdrachtgever zou besluiten niet over te gaan tot het verlenen van een opdracht voor een vervolgfase, heeft de aannemer geen recht op schadevergoeding of winstderving.
Toen er ten behoeve van de planning van fase 3 opdrachtverstrekking aan de aannemer uitbleef en daardoor een vertraging van ongeveer een jaar was opgetreden, haakten als gevolg daarvan leveranciers af. De aannemer zag zich geconfronteerd met aanzienlijke prijsverhogingen door zijn onderaannemers en leveranciers. Hij wil deze kostenverhoging vergoed zien door zijn opdrachtgever omdat hij meent dat deze aan de opdrachtgever is toe te rekenen. Opdrachtgever voelt daar niets voor omdat een vaste prijs/plafondbedrag is overeengekomen. Ten langen leste komt er dan toch een conceptopdracht voor fase 3. Aannemer weigert deze te accepteren omdat daarin voorbij gegaan wordt aan de wijzigingen en de verstreken tijd. Na overleg tussen de directies van partijen, heeft aannemer de opdracht toch geaccepteerd maar onder voorbehoud van zijn recht op termijnverlenging en bijbetaling. Ook na de definitieve opdracht en een nieuwe planning, blijven partijen hierover verdeeld. Aannemer verzoekt arbiters om het beslissende oordeel te vellen.
Arbiters stellen vast dat partijen het erover eens zijn dat de opdracht voor fase 3 aanzienlijk later aan de aannemer is verstrekt dan overeengekomen is. Wel verschillen partijen over de oorzaken van de vertraging en voor wiens rekening en risico die oorzaken komen. Arbiters overwegen dat voldoende aannemelijk is dat al in een vroeg stadium de plafondprijs is losgelaten. Naar hun oordeel is de vertraging die veroorzaakt werd door een rechtszaak van zes huurders tegen de opdrachtgever inzake te lage verhuiskosten, toe te rekenen is aan de opdrachtgever. Daartegenover staat dat naar het oordeel van arbiters de vordering van de aannemer niet voldoende is onderbouwd. Onvoldoende is kenbaar uit de processtukken welke feiten en/of omstandigheden de aannemer aan zijn stellingen te gronde legt. Daarbij komt dat de overgelegde stukken onvoldoende handvatten bieden voor het eventueel schatten van de hoogte van de schade en/of de kostenvergoedingen. Arbiters oordelen dat de vordering van de aannemer moet worden afgewezen vanwege het ontbreken van een deugdelijke onderbouwing.
Het verschil tussen winnen en verliezen van een zaak was in dit geval ruim € 735.000,-. Ook dit bedrag leek na een door de aannemer naar beneden gedane bijstelling van € 130.000,- uit de hoge hoed te komen. Wanneer procederen onvermijdelijk blijkt, zorg dat u goed bent voorbereid. Liever niet afhankelijk van een Houdini-act? Advies van de VMRG is niet gebaseerd op illusies!