In 2004 schreef Paul de Ruiter in de eerste jaargang van Gevelbouw als eerste columnist een bijdrage over de toekomst met de titel: “2021”. Aanleiding was enerzijds het boek Do androids dream of electric sheep, verfilmd als Blade Runner, waarin een dystopische wereld in 2021 wordt geschetst met oorlog en vervuiling. Daartegenover plaatste De Ruiter zijn promotieonderzoek The Chameleon Skin dat een veel positiever beeld geeft en waarin gebouwen met intelligente gevels energie opwekken. “Stel dat gebouwen inderdaad energie gaan produceren, wat zal dat betekenen voor de architectuur en voor de exploitatie van gebouwen?”
Ondertussen heeft de loopbaan van De Ruiter een grote vlucht genomen en heeft hij zelf antwoord gegeven op die vraag, door gebouwen te ontwerpen met slimme gevels. Anno 2020 heeft zijn bureau de reputatie van de architect met het meest duurzame oeuvre. Recentelijk zijn daar het BREEAM Outstanding Unilever Food Innovation en het LEED Platinum QO hotel, een hotel in het Amstelkwartier in Amsterdam aan toegevoegd. Maar al vanaf het begin was De Ruiter gedreven om van architectuur een duurzame opgave te maken.
Wellicht door mijn jeugd in het groene Rhenen. Het rapport van de Club van Rome, Limits to Growth, en de dingen die Jimmy Carter tijdens zijn presidentschap op het gebied van duurzame energie deed, hebben me op een of andere manier ook al vroeg beïnvloed. Later tijdens mijn studie vond ik in elk geval dat architectuur moest gaan over duurzaamheid. Dat heeft me nooit meer losgelaten.
Een kameleon kan zijn huid door kleurverandering aanpassen. Om op te vallen als hij vrouwtjes wil lokken, om weg te vallen als gevaar dreigt of om ’s ochtends op te warmen in het eerste zonlicht. Een gebouw kan zich ook aanpassen aan de omgeving en aan de omstandigheden. Daar gaat het onderzoek over, maar ik heb intussen vooral veel gebouwen gemaakt die dat daadwerkelijk kunnen. Bijvoorbeeld de eerste villa die we hebben gemaakt, Villa Deys. Daarvoor hebben we louvreschermen bedacht die in opgeklapte stand als zonweringsluifels werken. Gesloten blokkeren ze de zon en zorgen ze voor veiligheid. Zelf in de garage in elkaar geknutseld en later met MHB tot een succesvol volwaardig product ontwikkeld.
Zo kun je dat zien. In 2004 hebben we samen met de TU Eindhoven en MHB voor het Mercator Technology & Science Park in Nijmegen de Hollandse klimaatgevel ontwikkeld. Dit is een energiezuinige klimaatgevel met transparant glas van vloer tot plafond en zonwerend doek aan de binnenzijde. De ontstane luchtspouw kan zo worden afgezogen voordat de binnenruimte opwarmt; de warmte kan met een warmtewisselaars hergebruikt worden. Enkel doek bleek genoeg om de glazen gevel te conditioneren. Zo zijn we constant op zoek naar innovatieve oplossingen, zonder daarbij de architectonische expressie en het budget uit het oog te verliezen.
het kantoor van Sigmax in Enschede uit 2008 heeft aan elke zijde een eigen klimaatconcept omdat elke richting zijn eigen dynamiek heeft. De rondlopende luifels tussen de verder volledig glazen gevels zijn aan alle zijden verschillend, met de grootste overhang aan de zuidkant en zonreflecterend rvs aan alle onderzijden voor nog meer daglicht. Het principe van wisselende uitkragingen heeft geïnspireerd want het is daarna veel toegepast door anderen. Iedereen kan er zijn voordeel mee doen.
Als je het in een time lapse video ziet zeker. Je ziet het hele gebouw reageren op de zon en op aanwezigheid van hotelgasten. Alles is hier gericht op het zoveel mogelijk vermijden van energieverbruik. Een hotelkamer wordt gemiddeld acht uur per dag gebruikt, voornamelijk om te slapen. Verwarming, koeling en de luchtbehandeling blijven de andere zestien uur gewoon aan staan, terwijl er niemand is. Daarom hebben we voor het QO Hotel een bewegende gevel ontworpen die dicht gaat middels schuifluiken. Wanneer de gast de kamer verlaat, gaan alle installaties uit en sluit de gevel, waardoor de kamer op de juiste temperatuur blijft. Als de gast terugkomt, gaan de gevelluiken weer open en alle installaties weer aan om op de gewenste temperatuur te blijven. Op die manier kun je enorm veel energie besparen.
Ik ben erachter gekomen dat een atrium de beste manier is om een energie-zuinig gebouw te maken en toch veel daglicht naar binnen te halen. Grote voordeel is dat er veel minder dure buitengevel nodig is. We hebben het atrium in 2007 voor het eerst toegepast bij het hoofdkantoor van TNT in Hoofddorp. Er valt mooi licht in van boven en met een mooie trap door het atrium creëer je een prachtige ruimte voor interactie. Het is een zeer compact gebouwmodel en je geeft het gebouw een hart. Het TNT gebouw was het eerste Leed Platinum kantoor in Europa en nog steeds het meest duurzame kantoor van Nederland.Hoe behoudt Paul de Ruiter Architects zijn vooraanstaande positie op het gebied van duurzaam bouwen?
Het bureau heeft altijd een actieve onderzoekende rol waarin we de ambitie hebben om onze voorgaande gebouwen in duurzaamheid te overtreffen. Daarbij werken we veel samen met adviseurs die dezelfde ambitie hebben. We sparren ook veel een-op-een met gevelleveranciers en bouwers. Die hebben veel praktische kennis. Gevels zijn essentieel voor de architectuur, voor energiebesparing en voor leefcomfort in gebouwen. Dan heb je de gevelbouwer nodig om de kosten en de specificaties scherp in beeld te krijgen. En we bouwen graag met gevelbouwers die meedenken. De Groot & Visser, MHB, Blitta zijn bijvoorbeeld inventief, behulpzaam en vrijgevig met hun kennis. Dat past bij ons bureau. In het ontwerpproces gebruiken we BIM met plugin van Sefaira, software waarmee je in een vroegtijdig stadium van het ontwerp factoren als energieverbruik en daglichttoetreding kunt voorspellen, zodat je op die factoren je ontwerp kan optimaliseren.
Ik ga dat weer oppakken. Dat kan niet meer bij Mick Eekhout, hij is met emeritaat, dus ik moet nog een nieuwe promotor vinden. Ik heb in elk geval genoeg meetgegevens van mijn eigen ontworpen gebouwen, nu nog even de tijd vinden om mijn proefschrift af te ronden.