In een scholengebouw zijn peuterwerk, kinderopvang, basisonderwijs en jeugdzorg bij elkaar ondergebracht. Er is bij de stichting behoefte aan vier extra lokalen. Nadat zij een aannemer gevonden heeft, is de aannemingsovereenkomst vlot tot stand gekomen. Net zo vlot als de overeenkomst tot stand gekomen is, is hij weer ‘íngetrokken’ zoals de bestuurder van de stichting aan de aannemer heeft laten weten. De reactie van de aannemer liet niet lang op zich wachten.
Wat speelde er? In de overeenkomst is opgenomen dat medio 1e kwartaal met de bouw moet worden gestart, zodat de lokalen vóór het nieuwe schooljaar klaar zijn. De UAV 2012 zijn door de stichting van toepassing verklaard op het werk. Nog geen twee maanden na de ondertekening ontvangt de aannemer een e-mail van de bestuurder van de stichting dat door onvoorziene omstandigheden de bouw niet door kan gaan en dat hij de opdracht wil intrekken.
Het is een understatement dat deze mededeling niet in goede aarde valt bij de aannemer. Hij heeft de stichting laten weten dat wat al dan niet voor de stichting onvoorziene omstandigheden zijn, omstandigheden zijn die in de risicosfeer (blijven) liggen van de stichting. De stichting dient de overeenkomst na te komen. De aannemer kent zijn klassiekers. Hij wijst de stichting op paragraaf 14 van de UAV 2012, waarin is bepaald dat de opdrachtgever bevoegd is om de aannemer op te dragen het werk in onvoltooide staat te beëindigen maar dat er wel moet worden afgerekend. De aannemer heeft recht op de aanneemsom vermeerderd met de kosten die hij als gevolg van de niet voltooiing heeft moeten maken en verminderd met de hem door de beëindiging bespaarde kosten. Zonder betaling door de stichting, kan de aannemer niet instemmen met de inhoud van de opzeggingsbrief.
De bestuurder van de stichting heeft daarna nog gereageerd. Hij geeft aan dat de bouw wegens economische redenen niet door kan gaan maar dat hij nog in gesprek is met de gemeente. De aannemer is van mening dat dit los staat van de overeenkomst. Indien de stichting daartoe in het najaar besluit, zal hij alsnog aanvangen met de bouw. Hij zal in dat geval aangeven tot welke kostenverhoging het uitstel heeft geleid.
Nadat de gemachtigde van de aannemer de stichting op de hoogte heeft gesteld van het bedrag dat de aannemer in het kader van de afrekening vordert, heeft de gemachtigde van de stichting aan de aannemer laten weten dat de stichting niet gebonden is aan de overeenkomst omdat de bestuurder nooit een volmacht heeft verleend.
Door die mededeling was, naar de mening van de aannemer, het speelkwartier voor de stichting voorbij en is hij een procedure gestart bij de Raad van Arbitrage in bouwgeschillen. Hij stelt dat, overeenkomstig paragraaf 14 UAV 2012 sprake is van beëindiging van het werk in onvoltooide staat en dat dienovereenkomstig moet worden afgerekend. Omdat hij klaar moest zijn met het werk vóór het nieuwe schooljaar, had hij zijn planning en zijn personeelsinzet voor de zomervakantie al rond. Zijn ploeg kon hij eind mei/begin juni niet meteen weer op een ander project inzetten. Ook was een deel van de materialen al geleverd en kon het andere deel niet meer (boetevrij) worden afbesteld. Zijn hoofdvordering is een bedrag van € 140.479,27 excl. btw. zijnde het verschil tussen de aanneemsom van € 630.000,- minus het bespaarde bedrag van € 489.520,73. De stichting concludeert tot afwijzing van de vordering(en) van de aannemer.
De wijze les moet van de arbiters komen. Door hun priegel-, uitpluis- en peuterwerk is komen vast te staan dat er een wisseling in het bestuur van de stichting is geweest, waarbij het huidige bestuur een andere opvatting heeft ter zake de nieuwbouw van de lokalen en om die reden de vergunningsaanvraag heeft ingetrokken. Het bestuur heeft in overleg willen gaan met de gemeente over een alternatief maar dat plan is gestrand. Dit strookt geheel met de eerdere berichtgeving naar de aannemer over het intrekken van de opdracht waarin geen enkele melding is gemaakt over eventuele (on)bevoegdheid van de ondertekenaar namens het destijdse bestuur.
Onweersproken door de stichting is de bedoeling om vóór het nieuwe schooljaar de lokalen op te leveren. Dat de aannemer had moeten wachten tot de omgevingsvergunning was verkregen, zoals de stichting stelt, volgt niet uit (paragraaf 5 lid 1 sub a van) de UAV 2012. Het tijdig verkrijgen van de benodigde vergunningen is een verplichting van de stichting. Daar komt bij dat de stichting zelf de vergunningsaanvraag heeft ingetrokken.
Ook zetten arbiters een streep door de rekening van hetgeen de stichting nog aanvoert tegen de verschillende posten. De gevorderde algemene kosten en winst en risico zullen, zonder specifiek verweer van de stichting hiertegen, eveneens worden toegewezen. Het resultaat voor de stichting eindigde onder de streep met een negatief saldo. De aannemer kon niet anders dan tevreden zijn met het vonnis.
En zoals een collega placht te zeggen tegen aannemers: “Er is geen mooier werk dan een werk dat je niet hoeft te bouwen!” Heeft u plannen die wel doorgang kunnen vinden? Reken dan op de expertise van de leden van de VMRG!