Platform over gevels, glas & daken
Brandveilige gevels: nieuwe regelgeving

Brandveilige gevels: nieuwe regelgeving

De zware slachtoffertol en grote materiële schade van de verwoestende brand in de Londense Grenfell Tower in 2017 bracht dit proces in een stroomversnelling.

Op dat ogenblik had de werkgroep ‘Gevels’, opgericht binnen de Belgische Hoge Raad voor Beveiliging tegen Brand en Ontploffing, al een aantal voorstellen tot wijziging van de reglementering geformuleerd. Het document werd in de loop van 2019 goedgekeurd. De verwachting is dat het Koninklijk Besluit in het najaar van 2021 in het Belgisch Staatsblad wordt gepubliceerd, met als doel om het op 1 juli 2022 in voege te laten treden. Een aantal voorgestelde wijzigingen worden echter nu al door meerdere brandweerkorpsen als code van goede praktijk toegepast.

Tijdens de thema-avond over Brandwerendheid die de Federatie Aluminium Constructeurs (www.fac-belgium.eu) op 2 februari organiseerde, lichtte Sven Eeckhout, Senior Projectleider bij de Afdeling Akoestiek, Gevels en Schrijnwerk van het WTCB, de aankomende nieuwe Belgische reglementering voor de brandveiligheid van gevels toe. 

Nieuwe brandveiligheidseisen voor gevels

De reglementering inzake brandveiligheid, vervat in het KB ‘Basisnormen voor de Preventie van Brand en Ontploffing’ van 12 juli 2012 (bijlage (5/1), is gebaseerd op de Europese brandreactieclassificatie die aangeeft hoe een materiaal bijdraagt aan de verspreiding van een brand. Materialen met klasses A1 en A2 zijn onbrandbaar, terwijl materialen met klasse F uiterst brandbaar zijn. Ook de rookontwikkeling (klasse S) en de druppelvorming (klasse D) worden in deze classificatie meegenomen: een vrijwel onbrandbaar product dat veel rook verspreidt zal slechter scoren (dus een hoger getal of letter in de schaalklasse).

De bestaande reglementering legt inzake brandreactieclassificatie geen eisen op voor industriegebouwen; voor lage gebouwen (h < 10m) geldt klasse D-s3, d1 en voor middelhoge en hoge gebouwen klasse B-s3, d1.

De herziene versie van de regelgeving voorziet inzake de brandverspreiding via de geveloppervlakte vooral een verstrenging voor hoge gebouwen waar de materialen onbrandbaar zullen moeten zijn. Helemaal nieuw zijn de eisen die worden opgelegd inzake de wezenlijke onderdelen van het gevelsysteem. Er zal tegelijk aan zowel de brandreactie-eisen van de gevelbekleding (tabel A) als aan die van de gevelonderdelen (tabel B) moet worden voldaan.

Voor wat de brandreactieklasse van de gevelbekleding betreft (tabel A), maakt de nieuwe reglementering voor lage gebouwen een onderscheid tussen drie types gebruikers. Voor lage gebouwen met niet-zelfredzame gebruikers (bv. woonzorgcentra) komt er een verstrenging naar klasse C-s3, d1. Voor de lage gebouwen met zelfredzame gebruikers zijn er geen wijzigingen. De eisen voor middelhoge gebouwen worden evenmin aangepast. Voor hoge gebouwen daarentegen eist de nieuwe reglementering dat de gevelbekleding in ‘end-use-conditions’ onbrandbaar is, wat uiteraard een aanzienlijke impact heeft op de keuze van de materialen.

Voor de brandreactie-eisen van de wezenlijke onderdelen (tabel B) wordt een onderscheid gemaakt op basis van de hoogte van de gebouwen en van het feit of de onderdelen al dan niet volledig kunnen worden afgeschermd tegen brand. Voor iedere situatie worden eisen gesteld aan de wezenlijke onderdelen. Bij middelhoge en hoge gebouwen moeten de gevelonderdelen onbrandbaar zijn. Maakt men in de gevel gebruik van brandbare onderdelen (brandreactieklasse E of beter), dan moet men ofwel opteren voor typeoplossingen en/of voor het volledig afschermen van de gevelonderdelen tegen brand, zowel van binnenuit als van buitenaf. Dit betekent dat de onderdelen langs alle zijden ingepakt moeten worden. Deze bescherming moet voor hoge gebouwen bestaan uit een element met een brandbeschermingsvermogen K2 30 of een brandweerstand EI 30; en voor middelhoge gebouwen uit een element een brandbeschermingsvermogen K2 10 of een brandweerstand EI 15. 

De toepassing van de eisen in de tabel vervallen als men een geslaagd proefrapport van een ‘large scale’ test kan voorleggen. Omdat er nog geen overkoepelende Europese testmethode en evenmin een Belgische ‘large scale test’ voorhanden is, heeft de overheid ervoor gekozen om de Britse BS, de Duitse DIN en Franse LEPIR testen met bijhorende prestatiecriteria toe te laten. 

Brandoverslag tussen compartimenten: geen nieuwe eisen

De maatregelen die het KB Basisnormen (§3.5 van het KB ‘Basisnormen’ – bijlage 2/1, 3/1 en 4/1) vastlegt om verticale of horizontale brandoverslag tussen twee compartimenten via de gevel te vermijden of te vertragen blijven ongewijzigd. 

Daarin wordt gesteld dat de verankering van het gordijngevelskelet op elke bouwlaag een brandweerstand van 60 minuten moet hebben, behalve als het gebouw met een sprinklerinstallatie uitgerust is. De positie van de bevestigingsankers (onder de vloerplaat, tegen de zijkant van of boven de vloerplaat) bepaalt welke (bijkomende) bescherming nodig is om aan die eis te voldoen. 

Om een brandvoortplanting langs de binnenzijde – tussen de compartimentsvloer en het gevelelement – te vermijden,
geldt de eis EI (vlamdicht en thermisch isolerend) gedurende 60 minuten voor alle types gebouwen. 

Om een brandoverslag langs de buitenzijde tussen twee compartimenten te vermijden, moet het gevelelement ter hoogte van elke compartimentswand (bv. verdiepingsvloer) een zekere brandweerstand vertonen. Voor lage gebouwen (≤ 10 m) zijn er hieromtrent geen eisen. Het is echter belangrijk om aan te stippen dat de federale eisen die vervat zijn in het KB ‘Basisnormen’ mogelijk aangevuld zijn door specifieke regels van de gemeenschappen en gewesten. 

Om de uitwendige brandvoortplanting in middelhoge of hoge gebouwen te beperken, zijn er vier opties: 

  • de meest courante toepassing is een verticaal vlamscherm E60 met een minimale ontwikkelde lengte van 1 m; een alternatief is een vlamdichte horizontale uitsteek E 60 met een lengte van 60 cm;
  • een tweede optie is de plaatsing van een gevel met ‘inside outside’  een vlamdichtheid E 30 over de volledige gebouwhoogte, bv door
    brandwerend glas;
  • de derde mogelijkheid is de plaatsing van een gevel met een vlamdichtheid E 60 om de andere bouwlaag;
  • ten slotte is er de uitrusting van alle langs de gevel gelegen compartimenten met een automatische sprinklerinstallatie.

Praktische leidraad voor een brandveilige gevel 

In de loop van 2021 voorziet het WTCB de publicatie van een Technische Voorlichting die antwoorden formuleert op de talrijke vragen van de sector van aluminiumconstructeurs en aannemers omtrent de brandveiligheid van gevels en de correcte uitvoering van het vlamscherm. Dit document kwam tot stand dankzij een werkgroep, die bestond uit aannemers, FAC-leden en -partners, FOD BiZa, ISIB, ontwerpers, controlebureaus…

De publicatie omvat de wetgeving, proef- en classificatiesystemen, en ontwerp- en plaatsingsrichtlijnen, met name technische typeoplossingen voor het vlamscherm.

Op de hoogte blijven van publicaties en verdere evoluties omtrent brandveiligheid? Ga naar www.wtcb.be

"*" geeft vereiste velden aan

Stuur ons een bericht

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

Wij gebruiken cookies. Daarmee analyseren we het gebruik van de website en verbeteren we het gebruiksgemak.

Details